1 november 2015

De geur van steenkool

Dit jaar, 2015, is uitgeroepen tot het jaar van de mijnen. Het is precies vijftig jaar geleden dat minister Den Uyl in de schouwburg van Heerlen de op handen zijnde sluiting van de mijnen aankondigde. Alweer iets dat een grote verandering voor Heerlen aankondigde. De eerste verandering was de komst van de mijn, aan het begin van de twintigste eeuw. Heerlen explodeerde van zo’n 7000 inwoners in 1900 tot 100.000 in het jaar 2000. De mijnbouw werkte als een magneet op de mijnstreek. Ik herinner me nog dat we op school al deze mijnen, en de plek waar ze lagen, moesten kennen. Weten jullie het nog? De Oranje- Nassau I in Heerlen, de twee in Schaesberg, de drie in Heerlerheide en de vier op de Heksenberg. In Eygelshoven lagen de Laura en de Julia, in Geleen de Maurits en in Hoensbroek de Emma, waarvan ik me de hoge liftschacht die langs de grote doorgaande weg stond nog goed herinner. Heel wat keren fietsten we erlangs op weg naar familie iets verderop. In Kerkrade vond je de Domaniale en in Spekholzerheide de Willem Sophia. Van de Wilhelmina in Terwinselen staan de hoge lindes nog die ooit de toegangsweg naar de mijn omzoomden. Op het huidige Afcentterrein in Brunssum stonden ooit de gebouwen van de Hendrik. De Mijnstreek was doordrenkt met mijnen. Het bracht welvaart naar de streek. Maar dat is allemaal voorbij. Alles werd in een rap tempo met de grond gelijk gemaakt. Het leek wel alsof Zuid-Limburg niets meer van de mijnen wilde weten. Zelfs de naam ’Mijnstreek’ werd gewist en maakte plaats voor ‘Parkstad’. Slechts hier en daar vind je nog een summier overblijfsel, een schachtgebouw, een schachtwiel verwerkt in een ‘kunstwerk’.


Net als iedereen stookten ook wij destijds steenkool. Vaag herinner ik me het kolenhok, de kachel, de kolenkit en de nootjes 4. In juten zakken werden de kolen de keldertrap af gedragen. De geur van steenkool, een geur die je nooit meer vergeet. Heerlijke warmte, die kolenwarmte, die in de verste verte niet geëvenaard wordt door de moderne centrale verwarming. Maar je moest er wel wat voor doen.

Rechts: Schoolplaat ON 1 (H.Heijenbrock)

Maar waar komt die steenkool eigenlijk vandaan? Wat is het eigenlijk? Steenkool is plantenresten. Bomen, varens en struiken, meestal enorm groot, van héél lang geleden. Dode plantenresten die in contact staan met lucht werden en worden afgebroken door bacteriën, schimmels en andere micro-organismen. Eigenlijk net zo’n beetje zoals het gebeurt bij de composthoop achter in je tuin. Komen deze plantenresten echter onder water terecht dan vindt dit proces niet plaats. Anaerobe bacteriën, bacteriën die geen zuurstof nodig hebben, doen dan dit werk maar dit proces gaat veel langzamer waardoor planten nagenoeg intact blijven. De resten stapelen zich op tot een dikke laag veen. Hierin is nog van alles te herkennen. Dit is in feite de eerste fase van ‘inkoling’. Mee en mee wordt het water uit die laag geperst waardoor de hoeveelheid ‘brandbare’ stof, de koolstof, per gewichtshoeveelheid verdubbelt. Zand- en kleilagen die op het veenpakket terecht komen verhogen de druk. Het water verdwijnt steeds verder, het koolstofgehalte neemt verder toe van 60% in veen naar 70% in bruinkool. Als de druk en de temperatuur meehelpen wordt de bruinkool uiteindelijk omgevormd tot steenkool. Een heel hoogwaardige steenkool, antraciet, kan 94% koolstof bevatten, een zeer goede brandstof. Voor onze Limburgse steenkool duurde dit proces zo’n 300 miljoen jaar!

Bruinkool is een ‘tussenstap’ naar steenkool. Bruinkool werd ook in Zuid-Limburg gevonden. In Graetheide, rondom Eygelshoven, in Heerlerheide, bij Brunssum en in Haanrade. De winning hiervan gebeurde in open groeves, de zogenaamde dagbouw. Dit ging in vrachtwagens naar het station waar het werd overgeladen in treinwagons. Vanuit mijn klas telde ik de enorme vrachtauto's van Coumans die volgeladen met bruinkool de Voskuilenweg af denderden, gemiddeld elk kwartier.

Maar ook dit is voorbij. Bruinkool wordt in Duitsland wel nog gewonnen. Het wordt daar gebruikt in elektriciteitscentrales maar is zeker niet de meest vriendelijke energiebron. De ON 1 in Heerlen sloot als laatste zijn poorten, op 31 december 1974. Ze walmden niet meer, Lange Jan en Lange Lies. Bij het ophangen van de was op wasdag hoefde je niet meer op de windrichting te letten. ‘Van zwart naar groen’ was het motto. Alles werd zo snel mogelijk ‘opgeruimd’. Dit gold ook voor deze twee markantste herkenningspunten voor iedere Heerlenaar.  Augustus 1976. Vijf dagen na elkaar werden Lies en Jan opgeblazen waarbij de Lange Jan nog even roet in het eten gooide. Als laatste gebeurde dit met de schacht van de Emma in oktober 1983. Ook dit verliep niet volgens planning. In totaal werd in Zuid-Limburg in 75 jaar tijd 563 miljoen ton steenkool naar boven gehaald.

Een blik op de ON 1, 1961.                         De markante liftschacht van de Emma, poststempel 1959

  

Het laatste restant van de ON 1,                          Een schachtwiel van de Wilhelmina

  

Maar de mijnwerker werd niet helemaal vergeten. De LP ‘Witste nog koempel’ verscheen in 1976. Met twaalf liedjes schetste Carboon het leven, het lief en leed van de mijnwerker. Ter gelegenheid van ‘het jaar van de mijnen’ werden de cd’s nog een keer uitgebracht en traden ze nog enkele keren op in de schouwburg van Heerlen, twee voorstellingen die in no-time uitverkocht waren. Maar gistermiddag gaven ze in de Mijn-Shop nog een kort optreden……



VOORGAANDE                                                                               VOLGENDE