20 juni 2010 

20 juni 2010

Krabbescheer

 

Zandgrond, zee- en rivierklei, beekbezinking, Limburgse klei oftewel löss, hoogveen en laagveen. Alles staat duidelijk aangegeven in pasteltinten en arceringen op de kaart grondsoorten in mijn oude Bos schoolatlas. Het was destijds geen pretje om deze kilos mee te slepen naar school. Bovendien is aardrijkskunde nooit mijn favoriete vak geweest. Biologie vond ik veel interessanter. Vogels en vissen, vlas, vlier en vingerhoedskruid zijn toch veel boeiender dan onderwerpen als zandgrond, kleigrond, hoogveen en laagveen. Zoveel verschillende grondsoorten in zo’n klein landje. Wat ik toen nooit goed begreep was wat het verschil nu eigenlijk was tussen dat hoogveen en laagveen.

 

In het kort samengevat: in ondiepe plassen groeien allerhande waterplanten. Het water is meestal zeer voedselrijk. In de herfst sterven de meeste planten af maar de resten verteren nauwelijks. Ze hopen zich op totdat de hele plas gevuld is. Dit noemt men laagveen.

Bij hoogveen werkt het net even anders. Dit proces vindt niet onder water plaats. Veenmosplanten houden veel water vast. De groeiplaats blijft continue drijfnat. Bovendien verzuren zij hun leefomgeving enorm waardoor er bijna niets meer wil groeien. Alleen planten als zonnedauw, veenorchis, veenpluis en de moerasvaren kunnen er gedijen. De planten groeien steeds hoger waardoor de natte deken van veenmos steeds hoger en breder uitgroeit. De onderste delen sterven af maar verteren niet in het zure milieu, waardoor hoogveen ontstaat.

Verder herinner ik me van toen ook nog de term verdronken hoogveen. Hiervan spreken we als in hoogveengebieden het grondwaterpeil stijgt en het hoogveen onder water komt te staan. Onder de meeste hoogveengebieden bevindt zich trouwens een laag laagveen.

 

Het is alweer een jaar of drie geleden dat ik voor mijn toen nieuw aangelegde vijver van Monique en Coen een plantje kreeg. Ik kende het wel maar had het toen nog niet eerder ‘in het echt’ gezien. De Stratiotes aloides, ofwel Krabbescheer. In Nederland werd het grootste gedeelte van het laagveen gevormd door deze krabbescheer. In de zomermaanden steekt het met zijn zwaardvormige gestekelde bladeren ruim boven water uit. Jonge visjes zoeken bescherming tussen deze ‘getande’ bladeren. Er zijn sloten die overladen vol liggen met deze planten en waarbij je de indruk krijgt dat je er overheen kunt lopen. Maar als je niet over bovennatuurlijke gaven beschikt kan ik alleen maar zeggen: niet doen! Er zijn watervogels die dit wel kunnen en hierop hun nest bouwen. Voor hen is het stabiel genoeg.

Mijn eerste plantje bleef de hele zomer net onder de waterspiegel steken. Via uitlopertjes kwamen er wel enkele kleine plantjes aan maar ze bleven ondergedoken. Tot mijn grote schrik zakten ze in het najaar helemaal naar de bodem. Het erop volgende voorjaar kwamen ze weer omhoog, en dit keer staken ze echt een heel eind boven het wateroppervlak uit. ’s Avonds liggen ze trouwens dieper dan overdag. Het is een plantje met een heel merkwaardig gedrag. Om te gaan drijven neemt het in het voorjaar lucht op in zijn cellen waardoor het lichter wordt en naar boven komt. Tegen het eind van de zomer worden de cellen weer gevuld met water en zakt het naar de bodem om in het voorjaar letterlijk weer op te duiken. Normaal drijft krabbescheer in het water maar in ondiepe gedeeltes groeien de wortels vast in de bodem. Krabbescheer is tweehuizig hetgeen betekent dat er zowel mannelijke als vrouwelijke planten zijn. ’s Zomers breidt het zich ook nog uit via uitlopers, en komen er kleine witte bloemen.

 

Het is zover, ze bloeien. Afgelopen week verschenen de eerste bloempjes. Uit het hart van de plant, vlak boven het wateroppervlak. Toch leuk deze kleine witjes op de plaats waar tot voor kort het hele wateroppervlak werd gevuld door een waterlelie met grote witte bloemen. Klein in plaats van groot, ook heel mooi.

   

VOORGAANDE                                                                               VOLGENDE