22 mei 2011

22 mei 2011

De verdwenen boom (Botanische Tuin Terwinselen)

Groot feest vandaag! De vereniging Groei & Bloei bestaat vijftig jaar en viert dat in de Botanische Tuin in Terwinselen in Kerkrade met een heuse fair. Een topevenement op een toplocatie.

De Botanische Tuin in Terwinselen is een begrip. Je vindt hem in heel wat literatuur terug. Mijn eerste kennismaking is al weer lang geleden. De leerkracht van de vierde klas van de lagere school ging regelmatig met degenen die daarin geïnteresseerd waren op woensdagmiddag op pad. Onder andere Kasteel Hoensbroek en de Rode Beek op de Brunssumerheide werden bezocht. De woensdagmiddagfietstocht richting Terwinselen was mijn eerste kennismaking met de Botanische Tuin.

In 1937 werd door het FSI, een onderdeel van de Staatsmijnen, een stuk grond in Terwinselen, Kerkrade, in gebruik genomen. In samenwerking met de Zuidlimburgse Tuinbouwvereniging Heerlen, de voorloper van de KMTP, zou hier een tuin worden aangelegd met als doel “het geven van voorlichting aan mijnwerkers en hun gezinnen over bloemen en planten, omvattende een deel van de Limburgse flora”. Mooi hè, zo’n doelstelling! Ik denk niet dat er tegenwoordig nog ergens met zo’n reden zo’n tuin wordt aangelegd, buiten het feit natuurlijk, dat er geen mijnwerkers meer zijn. Of er moet al veel geld mee verdiend kunnen worden. Tuin- en landschapsarchitect John Bergmans werd aangetrokken voor het ontwerp. Groepen heesters, bomen, veel coniferen, een rotstuin, een grote waterpartij, alles kreeg een plaats in zijn ontwerp. Ook werd er ruimte ingepland voor de Limburgse flora. Vlak voor de oorlog werd begonnen met de realisering. Jos van Loo, tuinbouwkundig opzichter van de Staatsmijnen, leidde het geheel. In een kort tijdsbestek wist hij de collectie uit te breiden tot 10.000 verschillende soorten waaronder 280 coniferen en 1.100 wilde plantensoorten.

De tuin werd steeds bekender. Hij diende niet alleen meer ‘ter lering ende vermaak’ van de mijnwerkers maar kreeg ook een belangrijke rol in het onderwijs. Praktijklessen voor aankomend hoveniers en praktijkbiologielessen maakten een steeds belangrijker onderdeel uit van de activiteiten. De bekendheid reikte tot ver over de landsgrenzen: dendrologische verenigingen uit Duitsland, Frankrijk en België kwamen regelmatig op bezoek. Het aantal bezoekers lag rond de twintigduizend per jaar! De heer van Loo, de grote promotor van de Botanische Tuin, nam een groot deel van de rondleidingen voor zijn rekening.

Toen deze in 1966 met pensioen ging en afscheid moest nemen van zijn ‘levenswerk’ vreesde men het ergste. En terecht. In enkele jaren tijd verloor de tuin veel van zijn waarde. Het aantal soorten daalde schrikbarend en buiten paardenbloemen en boterbloemen waren er nauwelijks nog wilde planten te vinden. Er was zelfs sprake van sluiting en van het verdwijnen van de tuin.

Door de botanische instituten van de universiteiten van Utrecht, Nijmegen en Wageningen werd met klem op het belang van de tuin in Terwinselen gewezen. Het Natuurhistorisch Maandblad weidde zelfs een artikel aan het belang van de tuin. Ook het bij elkaar houden van deze collectie van het lössgebied, ter vergelijking van andere gebieden, werd als erg belangrijk gezien.

Kort daarna werd de tuin overgenomen door de Gemeente Kerkrade. De afdeling Cultuurtechnische Werken kreeg opdracht het geheel weer zoveel mogelijk in originele toestand terug te brengen. Nog één keer werd de hulp van de heer van Loo ingeroepen om te determineren wat er wél nog was. De collectie bomen, heesters en coniferen was nog nagenoeg intact maar een groot deel van de wilde flora, bol- en knolgewassen, vaste planten en waterplanten waren echter wel verdwenen.

Op 27 april 1974 werd met het planten van een volwassen Nothofagus antartica, toevallig de boom van 2011, de tuin plechtig heropend.

Ik was er een tijdje niet meer geweest en besloot eergisteren even een rondje te maken door de tuin. En ik wilde, ruim 35 jaar na het planten, die schijnbeuk wel eens zien. Er is de laatste jaren van alles veranderd en in mijn ogen niet allemaal even positief. De vijver die vroeger bruiste van het leven, is steriel, leeg, troebel. Van de plantenrijkdom van vroeger, de gele lis, het pijlkruid en veel andere soorten is nog steeds niets terug. Een aantal grote bomen zijn verdwenen en de coniferenlaan is niet meer wat hij was. Toch is hij nog steeds een bezoek meer dan waard.
Als laatste ging ik op zoek naar de schijnbeuk. Een aantal bomen ken ik wel en weet ik te staan maar bij deze kon ik geen beeld vormen. Ik vroeg het aan een van de medewerkers maar ook die wist me niet te helpen. Het hele plantenbestand werd doorgelopen in de computer maar, geen Nothofagus. Klappers werden erbij gehaald. Oude krantenknipsels vertelden wel het hele verhaal van deze feestelijke heropening door burgemeester Smeets en het planten van de herdenkingsboom. Maar wat er daarna gebeurd is, geen letter….

Terwijl ondertussen medewerkers van Groei en Bloei begonnen waren met de voorbereidingen van de fair van vandaag, het opzetten van de kramen, liep ik nog een laatste rondje en maakte wat foto’s. Zeker met dit licht blijft het een mooie tuin.
Maar de plaats en het lot van de Nothofagus blijven voor alsnog een raadsel….

Een impressie van de tuin

    

    

     

Rechts beneden: Ik heb maretak al in heel wat bomen aangetroffen, maar nog niet eerder in een moerbei (Morus alba)

 

VOORGAANDE                                                                               VOLGENDE