23 februari 2014

23 februari 2014

Een heerlijk begin van de dag.
 
Petrus' Stoel heft de lente aan, en daardoor is streng winterweer van de baan.
 
Dit was de weerspreuk van gisteren. Zou het echt zo zijn? Krijgen jullie niet ook al langzaam de lentekriebels? Vandaag wordt het maar liefst twaalf graden, met veel zon. De natuur ligt zes weken voor, hoorde ik Paul Geerts gisteren in het programma Limburgs Land vertellen. De eerste narcissen en sneeuwklokjes zijn bij mij al weken aan het bloeien, de helleborussen zijn prachtig en gisteren zag ik de eerste groene puntjes van het daslook boven de grond uit piepen. En dat terwijl het een jaar geleden dit weekend zesendertig uur achter elkaar sneeuwde met temperaturen die het nulpunt niet haalden. Een sterke oostenwind zorgde voor een gevoelstemperatuur van min vijf tot min tien graden.

Wat het lentegevoel nog meer versterkt is de vroege vogelzang die we al enkele weken horen. De bekendste is natuurlijk de merel. Voor dag en dauw, voor ons lijkt het nog midden in de nacht, hoor je hem al fluiten, of zingen, het is maar hoe je het noemen wilt. Eigenlijk is het geen van beide. Voor zingen is een strottenhoofd nodig en voor fluiten heb je lippen nodig, en dat hebben vogels allebei niet. Wat zou het stil zijn als ze ons hier niet mee zouden vergasten elke ochtend. Prachtige zang, toch aardig dat ze dat voor ons doen.
Toch ligt het anders. Ze fluiten niet voor ons, uiteraard niet. Ze fluiten om andere soortgenoten duidelijk te maken dat ze uit de buurt moeten blijven. ‘Weg jij, ik zit hier. Dit is mijn gebied. Waag het niet om in mijn buurt te komen’. Wie kent niet het ‘fietspompje’ van de koolmees en de vechtende merels die rollebollend over de grond de ander proberen te verjagen. De zang dient niet alleen om het gebied te verdedigen maar ook om indruk te maken op de meisjes. Dit zingen hoor je trouwens alleen maar in het voorjaar, voorafgaand aan het broedseizoen, tot de midzomer. Daarna wordt het een stuk stiller wat ook een beetje een oorzaak vindt in de rui. Een enkeling zoals het winterkoninkje hoor je nog in het najaar, maar dat is dan alleen om het gebied af te bakenen. In de dames zijn de vogels dan niet meer geïnteresseerd.

Wat je wel het hele jaar door hoort is de roep van vogels. Dit is niet te verwarren met hun zang. De roep is kort en bestaat uit hooguit drie strofen. Iedere situatie heeft een eigen roep; de bedelroep, contactroep, vluchtroep, lokroep enz. De alarmroep vormt een uitzondering en bestaat uit snelle herhalingen.

Enkele weken geleden hoorde ik hier midden in de nacht een ‘vrolijk’, zeer afwisselend riedeltje. Het roodborstje, familie van de
 nachtegaal, was blijkbaar uitgeslapen en had er weer zin in. Een roodborstje zie je altijd alleen. Het is een heel felle territoriumverdediger. Alleen in de broedtijd kun je er wel eens twee samen zien: mijnheer én mevrouw. De zang lijkt trouwens heel veel op die van de nachtegaal waarvan ik vorig voorjaar in Frankrijk heb genoten. Heel aparte gewaarwording als je overal om je heen in de pikkedonkere nacht de ‘rossignols’ hoort zingen.

Niet alle vogels beginnen ’s morgens vroeg even vroeg. Elk heeft zijn eigen tijdstip en je kunt je klok er, bij wijze van spreken, bijna op gelijk zetten. De zonneklok uiteraard want dat is het uitgangspunt voor vogels.
Vanaf twee uur voor zonsopkomst hoor je o.a. de merel, de grote lijster, het roodborstje en de koekoek. Een uur later beginnen de koolmees, de heggemus, het winterkoninkje, de tjiftjaf en de vink. Nog een half uur later, een half uur voor zonsopgang dus, is het de taak van het pimpelmeesje, de matkop-, de glanskop-, de zwartkopmees en de houtduif. Tijdens of vlak na zonsopkomst hoor je ook nog het kneutje, de spreeuw, de Vlaamse gaai, de grote bonte specht, de putter en de groenling. Het is een hele wirwar van vogelgeluiden en wil je alles goed kunnen onderscheiden dan is daar wel wat oefening voor nodig. Er zijn uiteraard heel herkenbare vogelgeluiden, maar dat zijn ze lang niet allemaal.

Zo’n vijftig jaar geleden kreeg ik het boekje ‘Vogels van Europa’, uit de reeks Meulenhoff Natuurgidsen. Hier staan de vogelgeluiden in beschreven, maar daar is vaak weinig van te bakken. Enkele jaren later bracht een langspeelplaat met vogelgeluiden meer duidelijkheid en waren ze een stuk eenvoudiger te determineren. Met het ceedeetje dat ik ooit bij Vogelbescherming kocht, geluiden met een uitleg van Nico de Haan, wordt het al een heel stuk gemakkelijker. Maar al heb ik het cd’tje  vaak gehoord, er zijn nog veel geluiden die ik niet herken.

Maar herkennen of niet herkennen, met deze vroege vogelzang is het, voor mij althans, elke dag weer een heerlijk begin van de dag.

Enkele afbeeldingen uit ‘Vogels van Europa’, uitgave Meulenhoff, 1963
      
      
      
      

VOORGAANDE                                                                               VOLGENDE