26 september 2010 

26 september 2010 

Langs de Geul 

Het belooft een mooie ochtend te worden. Ik besluit op zoek te gaan naar een plek waar ik al eens eerder was. Ruim vijfenveertig vijftig jaar geleden. Op de lagere school had ik een leerkracht, broeder Lamberto, die de woensdagmiddagen vaker gebruikte om allerhande plaatsen te bezoeken. Met eenieder die geïnteresseerd was, werd half zuid Limburg afgefietst. Een van die plekken was destijds de Heimansgroeve in Epen. 

Het is nog vroeg. Iets voorbij hoeve Vernelsberg sla ik het voetpad in, een pad tussen twee hagen. Na een stegeltje kom ik in een wei terecht waar in de verte een paar koeien me nog slaperig aankijken. Ik ben blijkbaar de eerste wandelaar. Het gras is lang en nog drijfnat. Het is goed uitkijken want verse en minder verse koeienvlaaien liggen half verscholen. Als je hier per ongeluk in gaat staan denk ik dat je schoen er zo ongeveer helemaal in verdwijnt. Langzaam komt de zon boven de bomenzoom uit en op die plekken waar de stralen het gras bestrijken kringelt nevel omhoog. Eind september, maar de zon is nog warm. Voor het volgende stegeltje staan nog een paar koeien waar ik vlak langs moet. Wat zijn het toch enorme beesten! Ze laten me gelukkig gewoon passeren en kijken zelfs nauwelijks op. Ik volg de loop van de geul die door de weiden zigzagt. Ik zie een oude bekende, de Impatiens glandulifera, oftewel de springbalsemien. Tientallen jaren geleden stond hij ook in onze tuin. Hij is de grote broer, of zus natuurlijk, van het vlijtige liesje, al zou je dat in eerste instantie niet zeggen. Als de zaaddozen rijp zijn springen ze in een keer open en vliegen de zaden meters ver. Dit doet het vlijtige liesje trouwens ook, alleen in veel bescheidenere mate. Het blijft spannend, maakt niet uit hoe oud je ook bent, om heel voorzichtig in de rijpe zaaddozen te knijpen, die dan toch onverwacht open springen. Je schrikt telkens weer. Duizenden planten omzomen de Geul met gekleurde vlekjes; licht roze, donker roze en wit. Ik neem wat zaadjes mee om thuis nog eens te proberen en loop weer verder. Het is verder dan gedacht.

Links achter een groep bomen vind ik hem uiteindelijk. Ik had hem veel groter in gedachte, de Heimansgroeve. Hij is genoemd naar Eli Heimans, een onderwijzer uit Amsterdam, iemand met een enorm breed interesseveld. Hij probeerde natuurstudie te populariseren, onder de ‘gewone’ man te brengen. Hij pleitte er voor natuuronderwijs niet alleen in het klaslokaal te geven maar met de kinderen naar buiten te gaan. In 1893 schreef hij hiervoor een speciaal boekje: De levende natuur, een handleiding bij het onderwijs in de kennis van planten en dieren op de lagere school in het bijzonder voor de grote steden. Mooie toevoeging dat, in het bijzonder voor de grote steden. De jeugd in de dorpen en op het platteland kreeg natuurlijk sowieso wel wat mee van de natuur. Samen met Jac.P. Thijsse was hij verantwoordelijk voor het uitbrengen van de eerste Geïllustreerde Flora Van Nederland, in 1899. De twintigste druk (1960) was voor ons dé hulp bij het determineren van de planten voor ons herbarium, een van de Atheneum eindexamenopdrachten. Hij legde de grondslag voor natuurbescherming in Nederland en was nauw betrokken, weer samen met Jac. P Thijsse, bij de oprichting van Natuurmonumenten, een organisatie die zich nu nog steeds inzet met het veilig stellen van stukken natuur. Helaas nog altijd nodig want de natuur staat nog steeds onder grote druk.

Geologie had ook zijn interesse. In deze groeve komt gesteente uit het Carboon omhoog van zo’n 300 miljoen jaar oud. De totale dikte van deze carboonlaag, die bestaat uit kleisteen, zandsteen en kalksteen, is maar liefst enkele kilometers. Deze steen is in het verleden gebruikt voor wegenaanleg en huizenbouw. Er is ook gezocht naar steenkool maar die is in deze laag nauwelijks aangetroffen. Toch trof Heimans in die sporadische steenkool diverse fossielen aan. Jaren later werd de groeve naar hem vernoemd.

De groeve is heel imposant. Globaal kun je zeggen dat hoe ouder het gesteente is hoe dieper het ligt. Dit is de enige plaats in Nederland waar zulk oud gesteente aan de oppervlakte komt. Gevormd in een periode dat dinosaurussen nog de scepter zwaaiden, ook in onze omgeving, en dit nog honderden miljoenen jaren zouden doen. Al mijmerend steek ik een stukje steen, een ‘oud’ souvenir, in mijn zak en loop, genietend van deze heerlijke ochtend, weer terug. Terug langs de Geul.

 

     

1.                                                2.                                                  3.

     
4.                                                 5.                                                   6.

     
7.                                                 8.                                                  9.

 

1. Al beginnende herfst in deze Limburgse holle weg?

2. Voor het volgende stegeltje staan nog een paar koeien waar ik vlak langs moet

3. Ook de ochtendnevel verraadt de naderende herfst

4. Tussen de bloemen hangen de ‘explosieven’

5. In het wit vind ik hem het mooist

6. Duizenden planten omzomen de geul met kleur

7. De Heimansgroeve. Ik had hem veel groter in gedachte

8. Kun je het je voorstellen? Deze steenlagen werden zo’n 300 miljoen jaar geleden gevormd.

9. Bessen en bloemen van de kamperfoelie,'verstrikt' in een meidoornhaag.

 

VOORGAANDE                                                                               VOLGENDE