6 maart 2016

6 maart 2016

Een mooi gebaar

Was hij een genie, of toch een kwakzalver zoals hij door artsen na de opkomst van de reguliere geneeskunde in Heerlen werd betiteld. Als ik zie hoe zijn behandelmethoden, vermeld in zijn boek Troost der Zieken, nog steeds toegepast worden denk ik dat ik me toch eerder achter het eerste schaar, een genie.

Eduard woonde een groot deel van zijn jeugd in Waubach. Zijn vader was rijksontvanger. Deze overlijdt een jaar na zijn moeder en Eduard, die aan epilepsie lijdt, blijft wat hulpeloos achter. Pastoor Kribs uit Maastricht neemt hem onder zijn vleugels. In 1872, Eduard is inmiddels achttien jaar, stelt Kribs hem voor aan Jozef Savelberg in Heerlen. Deze benoemt hem meteen tot portier om zo een einde te maken aan diens enorme verlegenheid. Op 1 oktober treedt hij als postulant in bij de Congregatie der Broeders van de Heilige Joseph. Op 19 maart 1877 wordt hij geprofest*. Als kloosternaam krijgt Eduard Vrijens de naam Broeder Aloysius, een naam waarmee hij tot ver buiten de landsgrenzen bekend zal worden.

 
De Congregatie der Broeders van de Heilige Joseph was een orde die leefde in volslagen armoede. Broeder Aloysius: “een geheel jaar lang bestond ons middagmaal uit ingemaakte raapstelen met water, zout, rijst en meel. Wij hadden voor ons drieën maar één lepel, één vork, één mes. Ieder had een paardendeken van drie Mark, één laken, een strokussen en een strozak. Twee jaar lang mocht er niet gestookt worden. Ik had soms zo’n honger, dat als ik op de hoeve Chorusberg een brood als aalmoes ging halen, ik niet kon nalaten er onderweg wat van af te plukken”.
Eduard is ziekelijk. Met de kruidenkennis die hij van huis uit bezat hielp hij niet alleen zichzelf maar begon hij al snel met de behandeling van zieken. Vooral van zijn moeder, zij had een kleine kruidenapotheek, had hij veel geleerd en door zelfstudie breidde hij zijn kennis verder uit. Van heinde en ver kwamen de zieken naar Broeder Aloysius.

In 1889 krijgt hij van Savelberg een boekje dat zijn leven volledig zal veranderen, Meine Wasserkur geschreven door de Zuid-Duitse pastoor Sebastian Kneipp. Kneipp boekte successen met koud-waterbegietingen en ondanks het feit dat Aloysius een gruwelijke hekel had aan koud water begint hij deze begietingen op zichzelf toe te passen, en met succes. In 1891 stuurt Savelberg hem ‘op stage’ naar Beieren, een treinreis die allesbehalve voorspoedig verloopt. In vijf maanden tijd leert hij de kneepjes van Kneipp. Hij past daar niet alleen begietingen toe maar waar nodig ook zijn kennis van geneeskrachtige kruiden. Als hij terug is begint hij de waterkuren ook hier in Heerlen toe te passen, weer in combinatie met de kruiden. Deze kuren bestonden uit warme baden en koude begietingen maar ook watertrappelen in de Caumerbeek, die in die tijd Kneippbeek werd genoemd. In 1892 wordt er aan de Putgraaf een mannenhuis voor de Kneippinrichting gebouwd, een gebouw dat er, al zij het in enigszins gewijzigde vorm, nog steeds staat. Voor vrouwen komt begin negentienhonderd het Mariabad op de hoek Akerstraat Putgraaf. Voor de rijkere patiënten werd enkele jaren eerder al aan de rand van het Aambos een sanatorium, St. Josephs Heilbron,  gebouwd. De toeloop neemt toe. De kuurgasten komen uit heel Europa en zelfs uit Canada en Brazilië. In 1910 telt het gastenboek maar liefst 2400 patiënten. Met zijn kruiden en koudwaterkuur weet broeder Aloysius veel mensen te genezen of op zijn minst hun pijn te verminderen. Hij vat al zijn kennis samen in een boekje ‘Troost der Zieken’, dat in 1901 verschijnt. In 1917 wordt de hulp van broeder Aloysius ingeroepen bij huize St. Anna en vertrekt hij naar Heel. Het kuuroord gaat snel achteruit hetgeen nog eens bespoedigd wordt door de bouw van het St. Jozefziekenhuis. De reguliere gezondheidszorg neemt veel taken over. Ook zijn veel artsen het niet eens met de werkwijze van Broeder Aloysius. Aan het ‘Kneippen’ komt zo langzaam een einde. De kruidenapotheek houdt hij wel aan. In 1935 komt hij terug naar Heerlen. Hij overlijdt er in 1942, zevenentachtig jaar oud. Zijn apotheek blijft open tot 1957.

‘De vroegere tuin van broeder Aloysius keert terug in Heerlen’ las ik onlangs. Niet helemaal op dezelfde locatie – daar zijn inmiddels appartementen gebouwd – maar op nog geen honderd meter van de oude locatie. De binnentuin van de Luciushof, een voormalig Carmelitessenklooster zal worden ingericht als kruidentuin. Ook voor een ceremonietuin met waterpartij en een kruidenwinkel wordt plaats ingeruimd. Het kuren, dat destijds duizenden naar Heerlen trok, komt uiteraard niet terug. Maar deze tuin is toch een mooi gebaar naar iemand waar we trots op moeten zijn en die rond negentienhonderd Heerlen op de kaart zette.

 

       

 Kaart verstuurd op 2 augustus 1898 van Heerlen naar Franeker.(Verzameling Egbert Metz)

 

* Professie: Het publiekelijk uitspreken van de kloostergeloften.

Afbeelding Pastoor Sebastian Kneipp met broeder Aloysius en afbeelding broeder Aloysius : Aloysius-kruiden.nl

 

Van een van mijn lezers ontving ik onderstaande reactie:

Dag Rob. 

Wat leuk dat bericht over Broeder  Aloysius van de Kneip. Mijn moeder (1913) was een fan van hem. Zij ging erheen om kruiden te kopen. Er bestond toen nog geen pil en volgens haar had hij kruiden tegen zwangerschap. Zij geloofde daarin. Maar ja het heeft niet mogen baten, want ze heeft 10 zwangerschappen gehad, waarvan 8 kinderen zijn blijven leven. Zij wilde niet zoveel kinderen, maar ja het enige wat ze hadden als voorbehoedmiddel, was:’ voor het zingen de kerk uit’ of de thermometer-methode, maar zij had  haar hoop gevestigd op Broeder Aloysius.

Groeten,  Annie Alzer

 

VOORGAANDE                                                                               VOLGENDE