6 november 2011

6 november 2011

Als je er echt in gelooft….

We zijn vanmorgen al vroeg richting Valkenburg vertrokken. Buiten het geritsel van de bladeren veroorzaakt door de wandelschoenen van een enkele wandelaar heerst er nog een serene rust. In het groen, of eigenlijk moet ik misschien wel zeggen in het geel, oranje, bruin en vele tinten rood, ligt een beetje verscholen in de novembermist de kluis met zijn kruisweg. Nog steeds ver van de bewoonde wereld. Een oude traditie is weer nieuw leven ingeblazen: vandaag vindt hier de paardenzegening plaats. Deze stamt nog uit een tijd dat de mens afhankelijk was van zijn paarden, ver voordat het mechanische paard, de tractor, werd uitgevonden. Deze zegening vond vroeger altijd plaats op 3 november, de feestdag van de heilige Hubertus, de dag dat zijn stoffelijke resten in 743 werden bijgezet in de Saint Lambertkathedraal in Luik.

Hubertus was van goede komaf. Hij trouwde jong met Floribine, een dochter van Dagobert, graaf van Leuven. Toen zij echter bij de geboorte van hun eerste zoon stierf kon hij maar niet over dit zware verlies heen komen en verlangde er alleen nog maar naar de rest van zijn leven als kluizenaar te slijten. Hij trok zich steeds vaker in het bos terug en probeerde dit gemis door de jacht te vergeten. Op een dag zag hij in het struikgewas een hert met een oplichtend kruis tussen de twee geweihelften en dat was voor hem het teken om de rest van zijn leven aan God te wijden.

De entourage hier op de Schaelsberg is natuurlijk geweldig. De eeuwenoude kluis herinnert aan het kluizenaarsbestaan waar ook Hubertus naar verlangde. De kluis heeft een lange geschiedenis. Het oudste stukje werd rond 1400 als jachthut gebouwd. In 1687 ‘ontdekte’ rondzwervend Franciscaner pater Laurentius Ploumen deze jachthut en het leek hem een uitstekende locatie voor bezinning en rust. Van de omwonende boeren hoorde hij van wie de hut was en dezelfde dag nog zat hij bij de graaf en gravin in kasteel Schaloen. Beiden waren zeer enthousiast, want iemand die voor hen zou bidden, boven op de Schaelsberg vergrootte hun kansen om in de hemel te komen. Een jaar later lieten Graaf Ernst Hoen van Cartiels en zijn echtgenote Anna van Renesse van Elderen de jachthut zelfs verbouwen en uitbreiden. Dat het kluizenaarsleven niet eenvoudig was blijkt uit de regels die door het bisdom voor hem werden opgesteld. Pluym, want zo werd hij ook wel genoemd, stierf in 1706 en werd onder de vloer in het huiskapelletje begraven. Een gedachtenissteen in de muur herinnert ons hieraan. Hij zou nog 15 opvolgers krijgen. Toen broeder Lutgerus, de laatste kluizenaar, in 1930 vertrok werd door de kerk besloten niet meer op zoek te gaan naar een opvolger. De kluis met zijn kluizenaar waren in die tijd al een toeristische trekpleister.

Tijdens de zegening ontvangen alle paarden ook nog een Sint Teunisbroodje. Heremiet Arnold Haesen, die hier woonachtig was van 1721 tot 1764, was een boerenzoon uit Wylre. Hij verdiepte zich in dierengeneeskunde met kruiden en het Teunisbrood werd door hem geïntroduceerd. Na een gedegen onderzoek is het nu gelukt het recept te ‘reconstrueren’. De broodjes beschermen de dieren tegen  het ‘Antoniusvuur’ of Heilig Vuur zoals het ook wel genoemd wordt. Het wordt veroorzaakt door een schimmel, moederkoren genoemd, die op de aren van allerhande grassen voorkomt, dus ook bij alle granen en vooral op rogge. Bestanddelen in deze schimmel hebben een bloedvat vernauwende werking hetgeen een branderig gevoel in armen en benen tot gevolg heeft, het ‘vuur’. Bij een grote dosis kunnen ledematen afsterven en kan men hieraan overlijden. Er bestond toen en nu, buiten het teunisbroodje natuurlijk, nog steeds geen remedie tegen. Het enige dat je kon doen was bidden tot de heilige Antonius, maar let op, niet die van de ‘verloren voorwerpen’ maar de Antonius met het varken.(afbeelding: internet)

Langzaam verzamelen zich steeds meer belangstellenden op het grasveldje bij de kluis. Het duurt niet lang of hij doemt in de verte op uit de nevelen: een lange stoet van ruiters, paarden, paard en wagens. Slanke paarden, pony’s en echte werkpaarden met gigantische benen, al met al een prachtig gezicht. Ze zijn allemaal gekomen om te worden gezegend en voor het ‘teunisontbijtje’; de attributen staan al klaar. Een gebruik dat werd gestart midden zeventienhonderd door kluizenaar Arnold Haesen en vele jaren werd voortgezet, is sinds enkele jaren weer in alle glorie hersteld. Nadat het brood is gezegend door pastoor Jansen wordt er een rondje gemaakt langs alle paarden. Toch zijn ze niet allemaal even gecharmeerd van de flinke uithalen met de wijwaterkwast, maar het teunisbroodje maakt daarna weer veel goed. “Als er nog mensen zijn die hun hond, kat of goudvis willen laten zegenen dan kan dat natuurlijk ook” besluit meneer pastoor. Goudvissen zijn er natuurlijk niet, ook geen katten maar des te meer honden komen naar voren.

Na de plechtigheid gaan we nog even bij de kluis naar binnen, de bakermat van het teunisbroodje. Een vreemd idee te bedenken dat boeren vele jaren van heinde en ver hierheen trokken om deze kruidenbroodjes te halen en hun vee te laten zegenen. Voor de moderne mens misschien allemaal flauwekul en toch denk ik dat als je er echt in gelooft…….

Een impressie

  

  

VOORGAANDE                                                                               VOLGENDE