7 augustus 2016

7 augustus 2016

Quel paradis!

Villefranche-sur-Mer. Vanaf het balkon van ons appartementje hebben we, zoals jullie hieronder zien, een prachtig uitzicht over de Middellandse zee. In de verte, op enkele kilometers afstand het schiereiland Saint Jean Cap Ferrat, badend in de zon. De karakteristieke, een beetje Italiaans aandoende huizen liggen deels verborgen tussen hoge parasoldennen en nog hogere palmen. Kleur is er volop. Oleanders, bloeiend in allerlei kleuren, zijn dé laanbomen aan de Cote d’Azur. Het cyclaam van bougainvillea’s en het pure blauw van plumbago’s, af en toe in combinatie met het oranje of geel van trompetbloemen kleuren hele gevels. Eén gebouw, één villa torent boven de begroeiing op dit ‘presqu’île’ uit. ’s Avonds baadt het als enige in een zee van licht, Villa Ephrussi de Rothschild. Een bezoek meer dan waard. Niet alleen de villa maar ook de tuin is buitengewoon.

Verantwoordelijk voor dit paradijsje op aarde was Béatrice de Rothschild, dochter uit een rijke bankiersfamilie. In 1883 trouwde ze op 21-jarige leeftijd met Maurice Ephrussi, een rijke bankier van Russische komaf. Monte Carlo werd hun woonplaats. Béatrice gebruikte haar rijkdom om de hele wereld rond te reizen waarbij ze uit alle uithoeken ‘souvenirs’ meebracht. Ze verzamelde van alles. Schilderijen, waaronder verschillende oude meesters, beelden, zeldzaam porselein en antiek meubilair. In 1902 kocht ze zelfs een Fabergé-ei, een met juwelen ingelegd, gedecoreerd ei, gemaakt onder supervisie van de Russische juwelier Peter Carl Fabergé. Zomaar, een cadeautje voor haar toekomstige schoonzus, die zich net had verloofd met haar broer.


In 1902 begon een neef van haar man, Théodore Reinach, met de bouw van een villa, volledig in Griekse stijl, in Beaulieu-sur-Mer. Tijdens een bezoek aan die villa werd Béatrice verliefd op deze streek. Ze kocht een stuk grond van zo’n 6,9 hectare waar ze haar eigen villa, in Venetiaanse stijl bouwde. (1905 – 1912). Ze bracht al haar collecties hierheen en richtte er zelfs een dierentuin in met allerhande exotische dieren, waaronder aapjes, flamingo’s en gazelles. In 1934 stierf ze, kinderloos. Via haar man had ze een ziekte opgelopen die haar onvruchtbaar maakte. In haar testament schonk ze de villa, inclusief al haar collecties, en de tuinen aan de Académie des Beaux Arts, onder de voorwaarde dat ze zouden worden opengesteld voor het publiek.

We parkeren de eend onder de hoge palmen langs de oprijlaan en besluiten eerst de villa te bekijken. Wat een geweldig uitzicht heb je al van hier af. We komen binnen in de geweldige centrale hal waaromheen alle vertrekken liggen. Met een audioguide blijft geen geheim geheim. Wat er allemaal tentoongesteld is, wat zij tijdens haar leven allemaal meesleepte van al haar reizen is onvoorstelbaar. Het is nu een museum, maar die allure had het zeker al tijdens haar leven. Het uitzicht vanuit bijna alle ramen, op de Middellandse Zee, op de plaatsjes Beaulieu en Villefranche is ronduit adembenemend. Tussen halfgesloten luiken vang ik al een glimp op van de tuin maar even later, vanuit de loggia….

De tuinen horen tot de opvallendste tuinen van Frankrijk. Landschapsarchitect Achille Duchêne tekende voor het ontwerp. Het geheel bestaat uit negen tuinen. Het heeft de vorm van een schip, en moet vanaf de loggia gezien worden als vanaf de brug van een schip met de zee zichtbaar aan alle kanten. Béatrice werd geïnspireerd door een reis die ze maakte met de lijnboot ČŠle De France. De villa kreeg daarom ook die naam. Om niets aan de verbeelding over te laten waren de dertig tuinlui, die permanent in de tuin werkten, gekleed als zeelui.
De grootste van de tuinen is de Jardin à la française. Hij ligt direct achter de villa. Naast de villa ligt een terras met een formele Franse tuin met topiaries. Via een trap kom je in een cirkel van tuinen op een lager niveau. De Spaanse tuin, een schaduwrijke hof met fontein, aromatische planten, Catalaanse amforen en een Gallo Romeinse bank. Vanuit de Jardin florentine hebben we een prachtig uitzicht op Villefranche. Het heeft een kunstmatige grot met daaromheen een geweldige trappartij. Lily en ik gaan even naar boven o
m van het uitzicht te genieten. We lopen door en komen in de Jardin lapidaire, de ‘steentuin’. Een collectie van zaken die afkomstig zijn uit middeleeuwse kloosters en kerken vormen de ruggengraat van deze tuin. In de Jardin Japonais, een paviljoen, een houten brug en wat lantaarns. De Jardin exotique is geweldig! Palmen, cactussen, vetplanten, agaves in megaformaat. Die grootte en uitstraling zullen ze in Nederland nooit krijgen. Helemaal aan het eind ligt de rozentuin. Omdat roze de lievelingskleur van barones Béatrice was is dit nog steeds de hoofdkleur in deze tuin. Aan de oostkant ligt de Provençaalse tuin met alle planten van hier. We lopen via een pad omhoog en komen op een heuvel met cipressen. In het midden staat de Temple d’amour, een replica uit Versailles. Van hier heb je misschien wel het mooiste uitzicht op de villa. Kabbelend water loopt als traptreden naar beneden om uiteindelijk uit te komen in een groot lang bassin. Op gezette tijden danst het water uit de fonteinen op de tonen van Eine Kleine Nachtmusik en het Zwanenmeer. Meerdere tuinlui zijn druk bezig met schoffelen, wieden en het verwijderen van uitgebloeide bloemen. Als ik even mijn ogen dicht doe zie ik hoe ‘matrozen’ dit werk deden, zo’n honderd jaar geleden.

Quel paradis!

Een impressie

   

   

   

   

   

   

   

 

 


 

 

 

 

VOORGAANDE                                                                               VOLGENDE