7 november 2010 

7 november 2010

De groenten van de graaf.

 

Een paar weken geleden werd ik op een ochtend  opgebeld door iemand die op zoek was naar ene Rob van der Linden. Hij vroeg me of ik vroeger op de Bredastraat te Heerlen gewoond had. Ik was op zijn minst gezegd verrast. Hij was op zoek naar allerhande informatie met betrekking tot de ruïne van kasteel Schaesberg. Bij monumentenzorg, of Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zoals het tegenwoordig heet, had hij in de correspondentie mijn naam en adres gevonden. Vele jaren geleden toen de gemeente voornemens was de ruïne af te breken, hebben een collega en ik, in een schrijven aangegeven dat we het hier helemaal niet mee eens waren en waarom dit nooit mocht gebeuren. Omdat de beller, Kees Hessels, vroeger ook in de buurt van dit vervallen kasteel had gewoond en hij nu op zoek was naar allerhande informatie hieromtrent, kwam hij, via dit schrijven, uiteindelijk ook bij mij terecht.

 

Vanuit het keukenraam hadden we destijds, midden zeventiger jaren, uitzicht op de kasteelruïne. Elke dag wandelde ik met Lester, onze Ierse setter om dit complex, een rondje van zo’n twintig minuten. Heel wat keren vroeg ik me af hoe dit bouwwerk er ooit had uitgezien. Er stond nog maar weinig overeind waardoor je hiervan geen beeld kon vormen. Ik werkte destijds bij de gemeente Schaesberg en een collega vatte het idee op om eens bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg  te gaan kijken. Medio 1975 treinden we naar Zeist en we troffen er een ongelooflijke hoeveelheid informatie, bouwtekeningen en foto’s aan. Een deel van de bouwtekeningen en foto’s heb ik nabesteld. Het is net alsof zo’n 'berg stenen', waar je al zo vaak omheen gelopen bent, opeens gaat leven, zeker als je wat meer leest over zijn bewoners. Op de tekeningen uit 1881 en de foto’s uit 1888, die in opdracht van Monumentenzorg werden gemaakt, zie je in welke luxe deze ‘Schaesbergers’ hebben geleefd. Ruime zalen met grote ramen op het zuiden die zorgden voor veel licht. ’s Winters kon er worden gestookt op maar liefst zo’n zestien plaatsen. Tegenwoordig raast het verkeer via de binnenring er op zo’n vijftig meter langs, maar destijds lag het in the middle of nowhere. Men was nagenoeg volledig zelfvoorzienend. Op de oude tekeningen is te zien dat er eind 1800 nog steeds een moestuin en een boomgaard binnen de buitenste gracht aanwezig waren.

 

Tegenwoordig is wat groente betreft alles het hele jaar door ruim voorradig en letten we goed op wat we eten. We weten precies hoeveel eiwitten, suikers, koolhydraten, vetten, vitamines enz. in ons eten zitten. Maar zo’n 300 jaar geleden had men nog nooit gehoord van de ‘schijf van vijf’, een leidraad met betrekking tot gevarieerde en vitaminerijke voeding die zo’n zestig jaar geleden werd geïntroduceerd. Mensen worden nu rond de 80 jaar oud en dat was rond 1600 nog niet de helft! Het was natuurlijk niet alleen de voeding die hierin een rol speelt. Een hoog geboortesterftecijfer trok het gemiddelde flink omlaag. Ook allerhande ziektes, en epidemieën die over Europa raasden, eisten een aandeel.

 

De gewone man begon de dag met pap. Als warme maaltijd, het ‘noenmaal’,  at men eenvoudig voedsel met groente en fruit van dat seizoen, aangevuld met peulvruchten, granen en slechts weinig vlees. Alle ingrediënten van het noenmaal werden meestal in een pot of ketel gekookt,  als ‘hutspot’ bereid. Bij dit noenmaal werden ook nog pasteien en vlaaien met zoete of hartige vulling gegeten. Alleen bij speciale gelegenheden kwamen er losse stukken vlees op tafel. Het avondeten bestond uit de resten van het middageten, eventueel aangevuld met pap.

 

De graven van Schaesberg zullen zeker heel wat beter hebben gegeten. Hun bossen en heidevelden die om het kasteel lagen, zorgden voor allerhande wild: herten, fazanten, hazen en konijnen. Op de tekening die door Monumentenzorg in 1881 van de situatie werd gemaakt zien we dat er een groentetuin was, die bereikbaar was via een bruggetje en de voorburcht. De tuin zal op dat moment in gebruik zijn geweest door de boer die op de voorburcht woonde. Het kasteel werd na 1733 nog maar heel af en toe bezocht. Maar ten tijde van de bewoning van het kasteel zullen de plantvakken gevuld zijn geweest met groenten en kruiden uit die tijd. Diverse slasoorten, bonen, linzen en erwten, warmoes, postelein, pastinaak, selderij, prei, ui en witte en gele wortelen. Maar ook knollen, bieten, rapen, die gemakkelijk langere tijd bewaard konden blijven. De meest gangbare kruiden zoals mosterdzaad, karwij, dille, peterselie, karwij, hop en hysop zullen ook een plaatsje in deze moestuin hebben gehad. Het onderhoud zal door een aantal tuinmannen verricht zijn.

Ook zie je enkele fruitbomen. Appel, peer en kers waren ook toen al heel geliefd. Alleen dacht men dat ze nauwelijks voedingswaarde hadden. Ze werden gewaardeerd om hun smaak.

 

Het is leuk om nog eens tussen al die tekeningen en foto’s te snuffelen. Oude glorie, waar niet veel meer van over is. De tuinen waar nu onkruid en struiken welig tieren. Geen groenten meer te bespeuren. Maar ik ga het zelf eens proberen in mijn volkstuin: Warmoes, schorseneer, lamsoor, brave hendrik, aardpeer en eeuwig moes, kortom alle groenten van de graaf.

 

  

 

Zowel op de tekening in 1881 gemaakt door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (links) als op de reconstructietekening is duidelijk de moestuin te zien.

 

  

 

Vanuit het keukenraam had men een mooi uitzicht op de groentetuin(links). Door Monumentenzorg werden in 1881 ook een aantal van de schouwen minutieus getekend. Rechts de schouw in de keuken waar menig grafelijk maal is bereid.

Afbeelding 1, 3 en 4: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Afbeelding 2 uit: Leo Peters, Geschichte des Geschlechtes von Schaesberg bis zur Mediatisierung.

Afbeelding boven uit: Les environs de Rolduc. Litho gemaakt door Alexandre Schaepkens (± 1850).

VOORGAANDE                                                                               VOLGENDE