8 februari 2009 

8 februari 2009

Zout, maar wel met mate  

 

Afgelopen week was weer een ‘zoute’ week. Bij de geringste mogelijkheid dat het misschien, ik zeg duidelijk nogmaals misschien, glad zou kunnen gaan worden dan lijkt het wel of er een heel leger zoutstrooiwagens uitrukt. De wegen zijn droog, de temperatuur is nog steeds boven nul, maar het kán glad worden. Dus actie! En of één laagje niet genoeg is? Nee, ze rijden continu af en aan. En als ik dan de volgende ochtend de gordijnen open schuif is het inderdaad wit. En ook over de auto’s hangt een witte waas. Maar dit is allemaal geen sneeuw of ijs maar zout. En, het is inderdaad niet glad!

Voor planten, en dan met name straatbomen, is zout erg slecht. Voor de stofwisseling, het transport van water en voedingstoffen in een plant, is het belangrijk dat de concentratie, de hoeveelheid zouten, in de plant hoger is dan die van zijn directe omgeving. Water ‘stroomt’ van een omgeving met een lagere concentratie naar een plaats waar de concentratie hoger is. Er wordt als het ware geprobeerd om de hogere concentratie te verdunnen. Daardoor neemt een plant water op. Hoe groter het verschil is tussen plant en omgeving, hoe gemakkelijker en sneller een plant water opneemt. Maar draaien we het om, en verhogen we de hoeveelheid zout in de directe omgeving dan gaat de opname een stuk moeilijker. In het uiterste geval, als de concentratie hoger wordt dan in de plant, dan wordt de plant als het ware leeggezogen en verdroogt.

Bij het planten van laanbomen wordt tegenwoordig rekening gehouden met de gevoeligheid van de boomsoort. Er zijn bomen die redelijk tolerant zijn maar er zijn er ook die absoluut niet tegen zout kunnen. Verder maakt het ook nog uit of het zout opspat tegen de boom of met het smeltwater tussen de wortels in loopt. Sommige soorten verdragen inspoelingszout vrij goed maar kunnen slecht tegen spatzout. Het omgekeerde komt trouwens ook voor. De stoere eik, hoe kan het ook anders, kan goed tegen een flinke scheut zout in zijn drinkwater terwijl linde, kastanje en beuk juist zeer gevoelig zijn.

Maar wat doet zout eigenlijk? Waarom wordt het eigenlijk gestrooid?

Bij een gewone temperatuur is water vloeibaar. De moleculen, oftewel de waterdeeltjes, bewegen zich vrij ten opzicht van elkaar. Ze worden wel tot elkaar aangetrokken maar geven elkaar toch alle vrijheid. Hoe warmer het is, des te sneller ze bewegen. Hoe kouder, des te langzamer. Bij nul graden Celsius is de snelheid zo langzaam, en de aantrekkingskracht onderling zo groot dat ze zich in een bepaald patroon rangschikken. Ze bewegen niet meer vrij door de ‘ruimte’ maar geven elkaar als het ware de hand. Er ontstaat een ondoorlaatbare , harde structuur: ijs. Voegen we iets toe aan water dan bewegen zich ‘vreemde’ deeltjes tussen de waterdeeltjes. Het lukt de watermoleculen dan niet zo gemakkelijk om elkaar ‘een hand te geven’ omdat, in dit geval, de zoutdeeltjes in de weg zwemmen en zij zelf nog te snel bewegen. Maar als ze hun snelheid nog wat terugbrengen – het nog kouder wordt dus – dan lukt het ze op een gegeven moment toch om elkaar vast te houden, ondanks de aanwezigheid van de ‘vreemde vogels’. Dit gebeurt bij – 7 graden Celsius. Onder deze temperatuur heeft het strooien van zout geen zin meer. In landen waar het meestal nog kouder is wordt zout dan ook minder of helemaal niet gebruikt. Hier wordt op moeilijke plaatsen vaak zand gestrooid. Sneeuwkettingen geven daar ook een goede grip op een ijzig wegdek

 

Zout. Wij kunnen niet zonder zout. Planten kunnen ook niet zonder bepaalde zouten die als voedingsstoffen dienen. In bepaalde gevallen is het onmisbaar bij de bestrijding van gladheid. Maar in al deze gevallen altijd met mate……..

 

     

 

5 januari 2009. Engelse toestanden, ergens tussen Ubachsberg en Wylre. Zout alleen was niet voldoende om de weg begaanbaar te houden. Maar van de andere kant leverde het winterweer fraaie plaatjes op.

VOORGAANDE                                                                               VOLGENDE