Voortplanting

Voortplanting

De maretak bloeit in het voorjaar. Mannelijke en vrouwelijke bloemen zitten op afzonderlijke planten. Er vormen zich bessen die vervolgens doorgroeien en rijp zijn in de daarop volgende winter. De bessen zijn wit. In de bes is de kiemplant door het transparante ‘schilletje’ al duidelijk zichtbaar. Verder bevat de bes een kleverig goedje wat de plant de bijnaam vogellijm heeft bezorgd. De voorplanting geschiedt door vogels. Met name de grote lijster is dol op deze bessen. Er zijn verschillende theorieën over hoe de bessen uiteindelijk op de takken belanden, maar volgens mij gebeurt dit op de volgende wijze: de vogels eten de bessen en via het stofwisselingskanaal worden de resten, waaronder de kiem van het plantje, weer uitgepoept. De grote lijster zit vooral hoog in bomen en vandaar uit ‘lanceert’ hij hele slierten dunne ontlasting door de boomkruinen heen. Een deel blijft aan takken hangen en de potentiële kiemplantjes glijden meestal naar de onderkant van een tak. Na enkele dagen droogt het restant van de ‘lijm’, waardoor ze vastgeplakt worden op die tak. In het voorjaar, wanneer het warmer wordt, verschijnt er een klein groen sprietje, de duiker, die ombuigt naar het hout. Het komt ook regelmatig voor dat er twee of drie duikers uit één bes komen, hetgeen dan dus ook twee of drie plantjes kan opleveren. De duiker groeit door de bast heen op zoek naar het spinthout.  Het eerste jaar zijn ze volledig op zichzelf aangewezen. Het grootste gevaar is verdroging. Bij een droge en warme zomer zal geen enkel besje overleven. Als het daarentegen een echte Hollandse zomer is met veel regen dan zullen heel wat besjes het redden. Als je naar maretak in bomen kijkt valt de gelijke grootte (dezelfde jaargang) vaak duidelijk op. Tegen het einde van de zomer moet de duiker het spinthout bereikt hebben. Vanaf dat moment is hij niet langer afhankelijk van het hem omringende microklimaat maar kan hij voor zijn ‘eten en drinken’ bij zijn gastheer terecht. De bes, of beter gezegd het restant ervan, komt los van de boom en het verdroogde velletje valt af. Een piepklein groen sprietje gaat zijn eerste winter in. In het daarop volgende voorjaar groeien uit dit sprietje twee minuscule blaadjes. Meer niet. Pas een jaar later vertakt dit sprietje zich in twee takjes waar aan ieder takje weer twee blaadjes komen. Dit is het begin van een lang leven. Een maretakbol kan wel zeventig jaar oud worden.

.
A. Na het zaaien droogt de lijm en zit de bes vast op de tak.
B. Na enige tijd verschijnt de duiker die zijn weg naar de tak zoekt.
C. Het aanhechtpunt wordt groter. De duiker zoekt zijn weg door de bast naar het spinthout.
D. Aan het eind van de zomer laat de bes los van de boom. De duiker heeft het spinthout bereikt en het plantje is niet meer afhankelijk van zijn omgeving. Hij krijgt water en voedingszouten van zijn gastheer. Experiment geslaagd.
E. Het 'schilletje' van de bes valt af. Er blijft een klein groen sprietje over.
F. In het erop volgende voorjaar verschijnen de eerste twee blaadjes.

 

Links mannelijke bloem, rechts de vrouwelijke

  

 

Volgende pagina: De kus onder de mistletoe